In de klas spelen de kinderen een vredesconferentie tussen Amerika en de Sovjet-Unie na. Totdat iemand naar het raam rent waaronder de brandweer een fikkende prullenmand staat te blussen. Die is net in de pauze door diezelfde kinderen aangestoken.
Lelystad van Joris van Casteren is een aaneenschakeling van zulke paradoxale beelden en anekdotes, even onderkoeld als meesterlijk opgeschreven. Lelystad is geen autobiografie. Het is geen journalistieke reportage. Het is geen pamflet. Het is geen Bildungsroman. Het is geen stedebouwkundige studie. Het is dit allemaal ineen en bovendien is het een briljant staaltje Nederlandse geschiedschrijving. Briljant, omdat het een intelligente analyse behelst van een zere plek uit een recent verleden, en een meedogenloze ontmaskering van een halve eeuw politiek van de maakbaarheid.
Kort na zijn geboorte gaat hij er wonen. Zijn vader is een toonbeeld van het utopisme dat in de polder de mooiste stad van Nederland zal maken. In een sollicitatiebrief schrijft de jonge vader dat hij streeft naar ‘een fleksibele, geïntegreerde organisatie waarbinnen het totale onderwijs op een sosiaal, psiechologies en eties verantwoorde wijze optimaal en eigentijds funktioneert.’
Na een paar jaar scheiden zijn ouders, zijn moeder krijgt een vriendin en dan weer een. Van Casteren spaart die ouders noch zijn directe omgeving, soms op het kwaadaardige af. Maar wie zich afvraagt of de neurotische controledwang van zijn vader en de vriendinnen van zijn moeder in dit boek thuishoren, ziet de superieure afrekening van een kind met de scheiding van zijn ouders ten onrechte over het hoofd.
Bovendien blijft hij zelf niet buiten schot. Hij laat zich niet voorstaan op de vernielingen waaraan hij zich overgeeft en schetst de haast onontkoombare zuigkracht van de nieuwbouw-misère die de toch al onvermijdelijke wanhoop van de puberteit ondraaglijk maakt. Door zijn belevenissen af te wisselen met passages over de idealistische ontwerper van de polders, ingenieur Lely, en over de ontbrekende democratie van de eerste decennia, krijgen ze een veel ruimere strekking.
Lelystad is verplichte kost voor alle kaderleden van de Partij van de Arbeid, voor alle rijks- en gemeenteambtenaren, voor planologen en architecten en voor wie zich verder allemaal bezighouden met de openbare ruimte en het onderwijs. De Lelystadse briefschrijfster die in deze krant verontwaardigd op het interview met Joris van Casteren reageerde, vergist zich. De schrijver verdient juist een prijs van deze zielloze stad, omdat hij haar als eerste een geschiedenis geeft, al bestaat die geschiedenis dan vooralsnog uit vernielingen, drugshandel, verziekte nieuwbouw, echtscheidingen, werkloosheid, verpaupering en moord. Maar dat is de geschiedenis van elke stad.
Joris van Casteren: Lelystad. Uitgeverij Prometheus, 336 pagina’s, € 16,95