Heinrich Heine. Het Boek Le Grand.


Het boek Le Grand
Gepubliceerd in:
NRC 1 september 2023

Als je goed naar het geluid van een continent zou luisteren en voorbijging aan de talloze explosies van de afgelopen anderhalve eeuw, hoe zou Europa dan hebben geklonken? Overal kerkklokken denk ik. En het geroffel van trommelstokken. Want trommelaars waren de drijvende kracht van eindeloos opmarcherende legers, hun dwingende ritmes de polsslag van Europa, terwijl klokgebeier het stroperige alledaagse leven begeleidde, van de wieg tot het graf.

Eén zo’n trommelaar was Le Grand. De tamboer-majoor werd bij de kleine Heinrich Heine ingekwartierd toen Napoleons legers in 1806 Düsselfdorf bezetten. Uit Heines sprookjesachtig romantische Ideeën. Het boek Le Grand (1826) blijkt dat de schrijver op school weinig van aardrijkskunde opstak. Er viel namelijk geen touw aan vast te knopen. De Fransen verplaatsten in deze jaren immers onophoudelijk alle grenzen en de landen werden telkens anders ingekleurd. De Franse taal lukte beter. Om die ‘te kunnen leren heb je veel inkwartiering nodig.’

Uiteindelijk was het niet de taal maar vooral de trommel van Le Grand die de idealen van de Franse Revolutie er bij hem inramde. Als hij later, tijdens zijn studententijd, in de collegebanken zat te dutten werd hij soms wakker van zijn eigen onbewuste voetgeroffel wanneer ene Schmalz zich laatdunkend over het volkenrecht uitliet. Of wanneer professor Saalfeld op Napoleon begon te schelden.

Er valt over te twisten of Napoleon zo’n bevrijder was. En of hij werkelijk de Verlichting naar Duitsland bracht. Maar dankzij de Franse wetgeving kon de Joodse Heine studeren. Alleen daarom al bleef hij tegen beter weten in zijn leven lang de keizer bewonderen. Inmiddels werd de nieuwe wetgeving na het vertrek van de Fransen overal teruggedraaid. Heine zou zich om deze reden later tot christen laten dopen, in de vergeefse hoop op een baan bij de overheid.

In het uitstekend vertaalde Boek Le Grand wijst hij op de ‘voortreffelijkheden van de Joden’ zoals hun uitvinding van de wisselcheques, en van het Christendom, zij het ‘dat de Joden daar minder aan hebben gehad dan aan de uitvinding van de wissels.’ Dat is gezien het felle antisemitisme in Duitsland een messcherp understatement. Bij de ongrijpbare, beweeglijke Heine lijkt alles echter dubbel want die wisselcheques scheren onbehaaglijk dicht tegen het antisemitische stereotype van de op geld beluste Jood. Of is het juist spot jegens dat stereotype, of zelfspot? Soms weet je het niet bij Heine en misschien wist hij het zelf niet.

Dit memoir, zoals autobiografische geschriften dankzij onze grote voorliefde voor de Engelse taal steeds vaker heten, neemt af en toe de vorm aan van een lang uitgesmeerde liefdesbrief. ‘Madame,’ begint de schrijver zijn boek, ‘kent u het oude stuk?’ De lezer in elk geval wel. Pal erboven staat namelijk een motto uit dat stuk: ‘Zij was beminnelijk en hij beminder haar; maar hij was niet beminnelijk en zij beminde hem niet.’

‘Ik heb er een keer de hoofdrol in gespeeld,’ aldus Heine. En sindsdien weet hij hoe de hel eruit ziet. ‘Hoe er in de hemel wordt geleefd, madame, dat kunt u zich wel voorstellen,’ schrijft hij, ‘vooral omdat u getrouwd bent.’ De hitte van de hel is daarentegen andere koek. Wel is het laster dat ze er ‘de hele dag al die slechte preken moeten lezen die hierboven worden gedrukt.’ Zo ketst dit proza onophoudelijk heen en weer, bijna elke zin is een schijnbeweging. Achter elke alinea loert spot.

Beroemd is het twaalfde hoofdstukje. Het begint met ‘De Duitse censors’ waarna alleen nog maar streepjes volgen en ergens het woord ‘domkoppen.’ De censuur nam de handschoen graag op, kunnen we achteraf vaststellen: een paar jaar later werden Heines geschriften verboden, inclusief alles wat hij daarna nog van plan was te schrijven. Heine week uit en verbleef tot zijn dood als balling in Parijs.

Ideeën. Het boek Le Grand is het lichtvoetige relaas over het niet zo eenvoudige leven van een Joodse jongeman. In zijn jeugd waren appelgebakjes zijn passie, memoreert hij, ‘nu is het liefde, waarheid, vrijheid en kreeftensoep.’ Met de eerste drie worstelde hij onophoudelijk. En als de kreeftensoep nog eens staat voor het gemak waarmee hij zijn moeizaam verdiende of geleende geld over de balk gooide, vat hij in dat zinnetje opvallend veel van dat leven samen.

Op een gegeven moment had zijn rijke oom er genoeg van de ondankbare neef te sponsoren. Te meer omdat Heine altijd graag beet in de hand die hem voedde. De schrijver maakte zich geen zorgen: hij woonde toen nog in Hamburg waar meer dwazen zijn dan mensen. En zulke dwazen, daar schreef hij over, ‘ze zijn mijn contante honorarium, contant geld.’ Hij zou nooit failliet gaan, beweerde hij vol vertrouwen, ‘want mijn schuldeisers zelf zou ik in bronnen van inkomsten veranderen.’

Spot heeft beperkte houdbaarheidswaarde, zeker wanneer de slachtoffers ervan al lang zijn vergeten. De remedie tegen dat bederf is zelfspot en hierom blijft het lezen van Heine zo leuk. Toen hij in Godesberg aankwam, noteert hij ergens aan het eind, ging hij weer aan de voeten van zijn mooie vriendin zitten. ‘En naast mij ging haar bruine teckel liggen – en alle twee keken we omhoog in haar ogen.’

In het begin van het boek koopt de schrijver twee mooie pistolen. Hij heeft liefdesverdriet en wil zich van kant maken. Plotseling ontmoet hij op straat een vrouw, zij kijkt hem ‘zo leven schenkend’ aan dat hij van zijn suïcidale voornemens afziet. Maar op de laatste bladzijden is het opnieuw raak, hij heeft ‘kiespijn’ in zijn hart. ‘Toen ik groter werd, groeide ook de ellende en die werd ten slotte heel groot.’ Praten over zelfdoding kan bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0900-0113 of www.113.nl.

Heinrich Heine, Ideeën. Het boek Le Grand. (Vertaling Ria van Hengel). Uitgeverij Van Oorschot, 118 blz. (De laatste zin van dit stuk werd door de redactie van NRC terecht verwijderd.)