Is Nietzsche een klassiek denker? Zo ziet hij er wel uit: de ernstige blik en de haargroei op zijn gezicht in de vorm van zware wenkbrauwen en een indrukwekkende snor zijn geknipt voor die rol. Beter dan de aanblik van Immanuel Kant, die veel wegheeft van een lakei die men gedoogt zolang hij uit het zicht van de gasten blijft. Hegel lijkt meer op een worstverkoper die al jaren balanceert op de rand van failissement en Heidegger op een reumatische boer die in het geheim allang een oplossing voor de mestquota heeft gevonden.
Toch is Nietzsche pas een klassiek denker sinds de jaren zeventig. Tot die tijd kon een in Nietzsche geïnteresseerde student nauwelijks bij de universiteit terecht, want Nietzsche werd niet serieus genomen. Kort voor de oorlog was er enige belangstelling dankzij Ter Braak, maar vervolgens, in een tijd van wederopbouw en humanisme, was het daar snel mee gedaan.
Pas sinds 1967 verschijnt een verantwoorde volledige uitgave van zijn werk, dat door zijn zuster en twijfelachtige wetenschappers lange tijd slechts in een verknipte vorm kon worden gelezen. En pas sinds enkele decennia leeft Nietzsche in Frankrijk, waar buitenlandse filosofen slechts bestaan vanaf het moment dat ze in het Frans zijn vertaald.
Ook in Nederland werd de vertaling van Nietzsches werk vanaf eind jaren zestig ter hand genomen. Toen het mannenhaar groeide en snaarmuziek gitaarmuziek werd bleek de tijd rijp. Een belangrijk vertaler was de destijds in het revolutionaire Nijmegen verkerende Pé Hawinkels, die zich moeiteloos in Nietzsches rusteloosheid en getob met geloofszaken kon vinden. Nietzsche werd, hier en elders, pas klassiek door zijn subversiviteit.
In zekere zin geldt dat voor elke klassieke filosoof, want iets nieuws bedenken betekent dat je het oude sloopt. Plato wilde bij monde van Socrates al afrekenen met gevestigde meningen, Descartes meende alles te moeten betwijfelen en Kants geuzennaam was Alleszermalmer, de Grote Vermorzelaar. Nietzsche echter werd klassiek op de golven van de protestgeneratie. Zijn verzet tegen conventies, het radicale in zijn cultuurkritiek en zijn hoon voor de godsdienst werden door velen omarmd. Langzamerhand echter drong ook het meer filosofische belang van Nietzsche door, zijn ontmaskering van het waarheidsbegrip en zijn theorie-vijandigheid.
Bij de Arbeiderspers verschijnt nu een prachtig uitgegeven reeks, de Nietzsche-bibliotheek, die bestaat uit herziene en nieuwe vertalingen. Het eerste boek is De Antichrist, in 1888 voltooid maar pas zeven jaar later verschenen, toen Nietzsche al niet meer compos mentis was. Hij begint het boek aldus: “Dit is een boek voor zeer weinigen. Misschien is nog niemand van hen zelfs maar geboren.” Het is een vlijmende aanklacht tegen het Christendom, dat herleid wordt tot een geïnstitutionaliseerde rancuneleer.
Volgens Nietzsche zou elke christen door dit boek van zijn geloof vallen. Daarmee was hij naïever dan hij zich normaal gesproken ten aanzien van de godsdienst betoonde, want zoals Hans Driessen in zijn nawoord fijntjes opmerkt, heeft dit boek vele christenen juist in hun geloof gesterkt. Had Nietzsche niet zelf in De Antichrist geschreven, dat het geloof een ziekte was die ervoor zorgde dat men niet meer wilde “weten wat waar is”?
Verheugend is ook het verschijnen van de fraaie vertaling van Nietzsches Afgodenschemering, waarvan de titel een toespeling is op Wagners Götterdämmerung (godenschemering). Afgodenschemering bevat het beroemde pamflet Hoe de ware wereld ten slotte tot fabel werd. In zes minieme paragraafjes vat Nietzsche de geschiedenis van het waarheidsbegrip nog eens samen om die met alle metafysiche aanspraken van dien naar het rijk der fabelen te verwijzen. De ondertitel van dit boek – Of hoe men met de hamer filosofeert – lijkt op grof filosofisch sloopwerk te duiden. Bedoeld is echter in de eerste plaats de percussiehamer, die klopt op de afgodenbeelden om te horen of ze hol zijn. En dat zijn ze! Het voorzichtig tikken tegen afgoden als Waarheid, Moraal, Democratie, Nationalisme en andere waanideeën veroorzaakt een enorm galmen waar Nietzsches eigen stijl overigens ook van doortrokken raakt. Maar dat nemen we voor lief, inclusief het hysterische leestekengebruik en het ronkende pathos.
Dat is meteen het gevaar bij de Nietzsche van tegenwoordig. Hij is een klassiek denker geworden. Duizenden wetenschappers schrijven over hem, een horde die hij wellicht zou proberen te verachten maar die hem in elk geval veel van zijn subversiviteit ontneemt.
Friedrich Nietzsche: De antichrist. Vloek over het christendom. Vert. Pé Hawinkels / Michel van Nieuwstadt. De Arbeiderspers, 115 blz.
Friedrich Nietzsche: Afgodenschemering. Of hoe men met de hamer filosofeert. Vert. Hans Driessen. De Arbeiderspers, 128 blz.